Joodse Begraafplaats, Spuikade, Geervliet
Begraafplaats:
Joodse Begraafplaats
Adres:
Spuikade
Geervliet
Gemeente:
Nissewaard
Provincie:
Zuid-Holland
Coördinaten:
51,8602 4,25522
Oppervlakte (plm.):
1.200 m²
Status:
Volledig (alle graven en personen ingevoerd)
Aantal graven:
85 Gravenlijst
Aantal personen:
Meest voorkomende namen:
Cohen (9x), Levie (5x), Soesman (5x), de Vries (4x), Sterner (3x), Haas (3x), Polak (3x), Wiesebron (3x), Philip (2x), Rippe (2x)
Algemene Informatie
De Joodse begraafplaats aan de Spuikade te Geervliet.(foto: Th.W.SaaijDe Joodse Begraafplaats in Geervliet, ten zuiden van Rotterdam op Voorne-Putten, één van de Zuid-Hollandse eilanden, is één van de bijna tweehonderd begraafplaatsen in beheer bij het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap.
Enkele jaren geleden is de begraafplaats geheel geďnventariseerd en een fraai boek verscheen, waarin alle zerken werden getoond met veel nadere informatie over de begraven personen. (Matsewa isbn 90-9011494-7).
In de zomer van 2014 is de restauratie van de begraafplaats voltooid. Tot ieders verbazing kwamen de resten van twee matsemot(zerken) aan de oppervlakte. Getracht zal worden om deze op hun oorspronkelijke plaats terug te zetten.
Een houten matsema, die bij een eerdere restauratie in 1983 al was geconserveerd, is nu in een frame - naar eigen ontwerp - geplaatst, zodat het voor de toekomst behouden blijft. Het houten paneel is in een glazen constructie gezet, zodanig dat het niet met de vochtige grond in aanraking komt, maar wel met de lucht kan "ademen".
De zerk staat op het graf van (Emiel) Eliazar Max Levie, die slechts 2 jaar en 2 maanden oud op 12 februari 1926 overleed. Soms treft men ook, zoals b.v. in Zaltbommel, gietijzeren matsemot aan.
Deze Israelietische Begraafplaats is van 1781 tot 1940 in gebruik geweest als streekbegraafplaats voor Voorne en Putten.
Een stukje geschiedenis van Geervliet.
Naamgeving.
Geervliet is een kleine stad in de gemeente Bernisse, gelegen in de provincie Zuid-Holland (per 1 januari 2015 gemeente Nissewaard.) ten zuiden van het Rotterdamse Botlekgebied op het eiland Putten. Het aantal inwoners bedroeg in 2011 1743. De oudste vermelding van Geervliet dateert van 1179, naar de aldaar gevestigde tol op een stelle of terp aan de brede vaarweg de Bernisse.
Bestuur.
De inpoldering van "de vorsche daer Gheervliet in leyt" is niet precies te dateren. In 1246 hadden de heren van Putten er een versterkte hoeve. Het land van Putten was toen veel groter en omvatte, behalve het huidige eiland ook een deel van de Hoeksche Waard, een deel van het eiland IJsselmonde en zelfs een deel van het huidige Goeree-Overflakkee. Zetel van het bestuur was Puttenstein bij Heinenoord. In 1304 werd het slot in de strijd met de Vlamingen verwoest en gingen de heren wonen in de geervlietse hof. Zo werd Geervliet de hoofdplaats van Putten.
Middelen van bestaan.
Landbouw was in vroeger dagen hand- en paardenwerk. Uit boedelrekeningen blijkt, dat grote boerderijen vaak meer dan tien paarden aan het werk hadden. Het is dus niet verwonderlijk dat er in Geervliet doorgaans twee, soms wel drie smeden aan het werk waren, verder waren er de gebruikelijke
handwerkslieden en vissers en een overmatig aantal tapperijen. Overheidsfuncties, zoals nachtwaker, turftonder, schoolmeester, koster, chirurgijn etc. leverden per stuk geen bestaan op, dus ontstonden soms vreemde combinaties. Zelfs burgemeester, stadsontvanger of secretaris waren vaak neven activiteiten. In de zeventiende eeuw waren de geervlietse burgemeesters boeren. Het merendeel van de bevolking was landarbeider, vaak dagloner. Een welkome aanvulling op de werkgelegenheid vormde de in 1702 gestarte rosmolen/grutterij.
Kapittel.
In 1308 stichtten Nicolaas III van Putten en zijn vrouw Aleid van Strijen een kapittel van tien kanunniken, die in de geervlietse kerk "ten eeuwige dage" de getijden moesten zingen tot beider zielenheil. Dit leidde tot een forse uitbreiding van het kerkgebouw. Sweder van Abcoude breidde het kapittel later met nog vijf kanunniken uit. Zolang het opgebrachte geld besteed werd aan Geervliet en omliggende streken steeg de welvaart. Maar later werd het geld misbruikt om er koninklijke ambtenaren mee te betalen. Het gehele kapittel verdween op last van de paus in 1570 naar Haarlem.
Stadsrecht.
In 1381 werd stadsrecht verleend aan Geervliet door Sweder van Abcoude,met als voornaamste doel het bevorderen en beschermen van de handel, niet in de laatste plaats ter vermeerdering van het aandeel in de omzet dat aan de heer zelf toekwam. In de Middeleeuwen was Geervliet beschermd door stadsmuren met vier poorten: Landpoort, Tolpoort, Kalkpoort en Guldenpoort, maar later werd het grotendeels verwoest door brand. De poorten werden in de daarna volgende eeuwen gesloopt, de Tolpoort als laatste in 1851.Een ander stedelijk statussymbool was het Gasthuis, dat in 1346 door Beatrijs van Putten, Nicolaas' oudste dochter, werd gesticht ter hoogte van de uitwateringssluis tussen polder en haven. Het moest dienen als onderdak voor armlastige passanten en eventueel tot huisvesting van eigen armen. Een inpandig kapelletje werd vanuit de parochiekerk bediend.
Anders dan in veel steden werd dit Gasthuis niet een ziekenhuis, maar kwam, zoals vermeld in 1516, in gebruik als stadhuis.
Wapen van Geervliet.
Het wapen van Geervliet (Zie foto rechts.) wordt als volgt omschreven:
"Van zilver beladen met een pal van glazuur".
"Het schild gedekt met een gouden kroon met drie bladeren en twee maal drie parels."
De verticale blauwe paal in het midden geeft de rivier de Bernisse aan.
Expansie.
De bevolking van Geervliet vindt momenteel voornamelijk werk in de industriegebieden van Botlek en Europoort. Tussen 1950 en 1960 vond al kleinschalige nieuwbouw plaats. Rond 1970 werd naar geervlietse begrippen grootschalige woningbouw uitgevoerd, geheel buiten de oude kern.
Het oude centrum is thans nog steeds te bezichtigen. Ook is er de bernisser-molen, tegenwoordig een restaurant, gebouwd op een voormalige verdedigingstoren, die deel uitmaakte van de stadsmuur.
Bronnen: Wikipedia en Stichting Oud Geervliet.